|
Jan Broeze kruipt uit zijn schulp
ELSENERBROEK. - Tachtig jaar is hij onlangs geworden. Het mooiste geschenk lijkt een overzichtstentoonstelling in het Rijksmuseum in Enschede. Maar voor Jan Broeze hoeft het niet. „Ik timmer niet graag aan de weg. Ik heb iets van een kluizenaar in me. Zet mij maar in m'n atelier, met m'n doeken, ezel en palet en ik ben volmaakt tevreden. Ik hoef niet zo nodig in de belangstelling te staan. Maar ja, de kluizenaars zijn nagenoeg dood. Dus moet ik ook maar eens uit mijn schulp kruipen.”
Het atelier van Jan Broeze is niet makkelijk te vinden. Elsenerbroek staat nergens afdoende aangegeven en de telefonische 'aanwijzing', die Jan me bij het maken van de afspraak gaf, blijkt in de praktijk niet helemaal sluitend. „Je volgt de weg Goor-Enter. Als je onder het viadukt door bent, is het de derde boerderij aan je rechterhand.” Makkelijk denk je dan, maar als automobilist uit Enschede staat de weg Goor-Enter gelijk aan de afslag Deventer-Rijssen en daar staan nauwelijks boerderijen. Het kost dan ook een wanhopige rit door het Twentse platteland en een kwartje voor een nieuw telefoontje, eer ik bij Jan Broeze kan aankloppen.
Blozend
Hij ziet er blozend gezond uit, als hij het lage deurtje van zijn atelier voor me opendoet. Je geeft hem bij lange na niet de tachtig doorgemaakte jaren, een kleine zestig komt eerder overeen met zijn uiterlijk. Jan Broeze is vriendelijk, maar afstandelijk. Later in het gesprek blijkt het waarom. „Ik heb hier al eerder journalisten aan de deur gehad. Aardige mensen, maar in hun verhalen deed ik de meest onzinnige uitspraken. Pure fantasten. Daarom hou ik de boot vaak af, als ik om een interview gebeld word. Maar enfin, ze hoeven niet allemaal gelijk te zijn.” Zijn atelier maakt de bekende rommelige, maar sfeervolle indruk. Langs de kant staan wat kastjes, die ongetwijfeld volgepropt zijn met schetsen. Daarop in ongecontroleerde compositie gebruikte en ongebruikte tubes en kwasten. Achterin in de hoek tientallen doeken, die deels beschilderd zijn. „Ik ben altijd met meerdere werken tegelijk bezig.” zal Jan later zeggen. „Ik kan me niet concentreren op één doek. Soms loop ik het stapeltje door en kom ik een doek tegen, waar ik al maanden niet meer aan gedacht heb. En dan zie ik ineens wat er nog moet gebeuren. Uitstel werkt bij mij verfrissend. Een rommelige werkmethode? Misschien, maar ik vind er baat bij. En mijn werk dus ook.”
Twente
Hij is een rasechte Twent, zoon van een eenvoudige boer uit Elsenerbroek. Voorbestemd eigenlijk om een boerenleven te gaan leiden. Maar het lot besliste anders. „Al sla je me dood, ik weet niet hoe het kwam. Ik heb altijd al een warme belangstelling voor de beeldende kunst gehad. En toen op een gegeven moment de rondreizende kunstschilder Jan Kruyssen een paar maanden in Goor verbleef, was ik definitief verkocht. Hij gaf me mijn eerste echte lessen. Vóór die tijd rommelde ik in mijn eentje maar wat aan. Op een gegeven moment vroeg Kruysen me mee te gaan naar het buitenland. Mijn ouders hadden geen bezwaar. Ik heb toen een tijd met hem rondgezworven en kwam in aanraking met stromingen in de beeldende kunst, waarvan ik eigenlijk nog nooit gehoord had. Het kubisme bijvoorbeeld. Daarvan was ik geweldig onder de indruk.” Terug in Elsenerbroek verwerkte Jan Broeze zijn opgedane ervaringen in zijn werk. Hij werd kubistisch schilder. Uniek eigenlijk, omdat hij in het verre Twente geen „voedingslijnen” had met het kunstgebeuren in de grote wereldcentra. „Ach, ik heb wel wat afgereisd, ik heb zelfs een paar maanden in Amsterdam gewoond. Maar ik bleef voornamelijk in Twente werken. Waarom? Misschien kroop bij mij het bloed waar het niet anders kon. Ik ben Twent, en ben enorm gehecht aan mijn geboortestreek.” Het kubistisch werken bracht hem artistiek succes, maar financieel gezien was het een mislukking. „Twente heeft eigenlijk nooit warm gelopen voor de moderne kunst. Dat is nu nog zo. Het Rijksmuseum mag dan een waardevolle verzameling hebben, echt moderne kunst is er nauwelijks bij. Terwijl hier toch heel wat schilders modern werk maken”.
Oorlog
Het rustige leventje van Jan Broeze werd wreed verstoord, toen de Duitsers het land binnenvielen. Het was een moeilijke tijd, waarover hij nu haast emotieloos kan vertellen. „Ik ben er aardig doorgerold, maar van schilderen kwam niet veel terecht. Je was te opgejaagd om je echt te concentreren. En je kon moeilijk aan het benodigde materiaal komen.” Het verplichte nietsdoen mocht hem dan al mateloos irriteren. de grootste klap kwam pas, toen de Duitsers de boerderij in vlammen lieten opgaan. Iemand had klandestien een Duitse telefoonverbinding doorgesneden en de bezetter zocht de dader op de boerderij. De brand verwoestte al zijn tekeningen en een groot deel van zijn schilderijen. „Het gevoel is nauwelijks te beschrijven,” zegt Jan nu. „Je wilt wat doen, maar je kunt niet. Terwijl je weet, dat je werk ligt te verbranden.” Na de oorlog kreeg hij een schadevergoeding van het rijk. Op de kop af vierhonderd gulden. „Niet eens voldoende om de materiaalkosten te dekken.” Hij ging weer aan de slag, verbeten om de verloren tijd in te halen. Volgens eigen zeggen maakte hij toen de beste schilderijen. „Dat gevoel heb ik, ik weet niet waarom. Want ik ben nooit tevreden over een gemaakt schilderij. Ik heb altijd weer de indruk, dat ik ergens een fout gemaakt heb. En ik hoop, dat ik ooit nog in staat ben voor mijn eigen gevoel beter werk te maken."
Dagelijks
Jan Broeze schildert nog dagelijks. ik begin nooit vóór tien uur, ik moet eerst bijkomen van het slapen. Dan werk ik de hele dag door. Ook 's avonds. Bij kunstlicht, ja. Dat kan, maar je moet wel rekening houden met een vertekening van je kleuren. Kleuren zijn in mijn schilderijen heel belangrijk, maar ook de compositie. Ik schilder relatief veel landschappen. Kubistisch ja, met expressionistische trekjes. De meeste mensen houden er niet zo van. Die willen liever een duidelijk herkenbaar landschap.
Maar dan kunnen ze beter een goede foto kopen, vind ik. Mijn schilderijen geven uiting aan de verhouding die er tijdens het maken bestond tussen mij en het onderwerp. Als anderen dat onderkennen vind ik dat fijn, maar het hoeft niet.”
Jan Broeze verkoopt nog maar zelden schilderijen. „Het hoeft niet, want ik kan rondkomen van mijn aow. Soms denk ik wel eens, dat ik te egocentrisch ben. Pet slot van rekening zijn er ook heel wat mensen, die voor mij werken.
Als ik een broek nodig heb, of een hemd, heeft een ander dat voor me gemaakt. Maar tóch, ik kan er nauwelijks afstand van doen. Nee ik verkoop mijn werk niet. Ik bewaar het. Ik heb het geld niet nodig, dus waarom zou ik?”
In het Rijksmuseum Twenthe worden tot en met 30 januari circa zestig schilderijen van Jan Broeze geëxposeerd; de schilderijen geven een beeld van zijn artistieke groei, waarbij vooral zijn kubistische werken interessant zijn. Op de kwaliteit van de expositie komen wij te zijner tijd in onze „Expositierubriek” nog terug.
Deze pagina sluiten
|
|