|
Tubantia, 25-9-1997
Stichting wil erkenning voor schilderende boer
Het vergeten oeuvre van Jan Broeze
Collega's zagen hem als een van de beste schilders van het naoorlogse Nederland. Maar tot een landelijke doorbraak heeft Jan Broeze (1896-1983) uit Elsenerbroek het nooit gebracht. In het Rijksmuseum Twenthe bevinden zijn schilderijen zich inmiddels in het depot. En een sfeerloos vertrek in de sporthal van Markelo vormt de plek waar zijn honderdste geboortejaar, een jaar na dato, met een bescheiden expositie wordt herdacht. Een naar hem genoemde stichting streeft echter naar eerherstel. `Oons Jan kon schilder'n, en dat konne.'
Door Herman Haverkate
In het atelier hangt zijn stofjas nog aan de deur. Het ruikt er, zelfs na al die jaren, naar verf en terpentijn. Tegen de muur staan niet gebruikte lijsten, aan een spijker zit een oud schilderspalet. `Als ik hier sta, denk ik altijd: hee kömp zo bin'n.'
Voor Johan Broeze (75), bewoner van boerderij 't Oale Hoes in Elsenerbroek, is de geest van zijn schilderende oom nog altijd tastbaar aanwezig. Een geïmproviseerd atelier, een boerenschuur met kleine
ramen was de plek waar Jan Broeze het grootste deel van zijn leven sleet. 'Hij ging er op een draf naar toe. Dan zag je hem uren niet meer. Het boerenwerk was niks voor hem.'
Een kronkelende weg, omzoomd door bomen, geeft toegang tot het oude boerenerf. Dezelfde weg waarop hij, in een kort televisiefilmpje uit de jaren '70, door de sneeuw komt aangelopen. Een kleine man, met een doorploegd gezicht en grijze haren, die enigszins verkrampt voor de camera's vertelt over de geheimen van zijn kunstenaarschap. Zo oud als Titiaan wil hij worden, zegt hij, en alle schilderijen afmaken die nog onvoltooid in zijn atelier staan. Schilderen doet hij omdat hij moet, omdat het de enige manier is waarop hij, boerenjongen uit Twente, zich uit kan drukken.
Johan Broeze koestert de herinnering aan zijn oom, die - zo lang als het hem heugt - op de boerderij woonde. `Hij hoorde erbij, at met ons mee en hielp af en toe bij het werk. Dan was hij aan het hooien en zag je hem plotseling een half uur in de verte kijken. Wat hij dan dacht, kon je alleen maar raden.'
De vader van Johan, Hendrik, deed de boerderij. `Oorspronkelijk zou Jan dat doen, maar daar is nooit iets van terecht gekomen. Daar hebben die twee hun leven lang nog over zitten bekvechten. Niemand begreep iets van wat Jan bewoog. Toen grootvader nog leefde, was dat helemaal erg. Die draaide gewoon zijn stoel om als hij Jan met z'n tekenspullen zag.'
Autodidact was hij. Een natuurtalent, opgegroeid in een geïsoleerd boerenmilieu, in een relatief geïsoleerd deel van Nederland. Jan Broeze werd geboren in Elsenerbroek en werd opgevoed door zijn grootouders. Zijn moeder stierf in het kraambed, zijn vader vertrok met een andere vrouw naar elders. Vanaf zijn tiende levensjaar begon hij tekeningen te maken: portretten, landschapjes. Spoedig volgden ook kleine schilderijtjes, gemaakt in een oude aardappelkuil, met huisverf en zelfgemaakte kwasten van varkenshaar.
In 1923 ontmoette hij in Goor de rondreizende Brabantse kunstenaar Jan Kruijsen. Via hem hoorde hij over de moderne kunst, het kubisme in het bijzonder, en met hem vertrok hij voor een reis naar Silezië. Daar zag hij de armoede van mijnwerkers en deed hij de sociale bewogenheid op die heel zijn leven een drijfveer zou vormen voor zijn werk en hem zelfs tot een overtuigd communist zou maken.
`Oons Jan las De Waarheid, kó j 't oe veurstel'n?', zegt Johan Broeze in de keuken van zijn boerderij. Hij wijst naar de tafel. Daar zaten de kunstenaarsvrienden van Jan: Riemko Holtrop, Johan Haanstra, Wim ten Broeke. Twentse jongens net als hij, die in hem een soort natuurverschijnsel zagen. Ze aten mee, en spraken over kunst. Johan Haanstra kwam al als jongetje van tien en moest 's avonds worden weggestuurd. Broeze werd een soort leermeester. Holtrop zou tot zijn dood blijven geloven in de unieke kracht
van het werk van de kunstenaar uit Elsenerbroek die hij als een van de grootste schilders van het naoorlogse Nederland beschouwde. Gezamenlijk ook zaten ze in De Nieuwe Groep, een club van vooruitstrevende Twentse kunstenaars die in 1945 in het atelier van Folkert Haanstra in Goor werd opgericht.
Zoals voor zovelen van zijn generatie betekende de oorlog voor Jan Broeze een keerpunt. Veel tijd om te schilderen had hij niet. Hij werd opgepakt door de Duitsers en zat een tijdje vast. Toen in 1945 een kabel bij de boerderij door het verzet werd doorgesneden, staken de Duitsers 't Oale Hoes in brand. Voor zijn ogen zag Broeze het grootste deel van zijn schilderijen in vlammen opgaan. Woede over deze wandaad en de geringe schadeloosstelling die hij later van de regering kreeg, vormde de basis voor de meest vruchtbare periode van zijn leven. Vijftien jaar lang maakt hij dan adembenemende doeken, streng gestyleerde landschappen: wandelaars in de sneeuw, menselijke figuren bij een dorp, diverse gezichten op Markelo. Schilderijen waarin een zeldzaam uitgewogen compromis wordt bereikt tussen traditie en vernieuwing, het realisme van het verleden en de abstractie van de avantgarde.
Wie de kleine expositie in een bijruimte van de sporthal in Markelo ziet, raakt nog altijd van dit schilderwerk onder de indruk. Het is geen overzichtstentoonstelling, wel een representatieve selectie uit de meer dan driehonderd schilderijen en duizend tekeningen tellende nalatenschap van Broeze. Boeren, landschappen en boerentaferelen vormen - hoe kan het anders - het motief van deze expositie.
Broeze laat er zich kennen als een uitermate veelzijdig schilder, die het hele repertoire van de twintigste eeuw (met uitzondering van de abstractie) beheerste. Soms is hij een typische impressionist, dan weer een knap portretschilder van zwervers en boeren of expressionist in de stijl van Van Gogh. Het meest overtuigend echter blijft hij daar waar hij in de traditie van Cézanne en de kubisten de werkelijkheid in hoekige, gestyleerde composities vervormt tot heel persoonlijke weergaves van het landschap.
Ondanks de kwaliteit van met name zijn kubistische werk en de waardering van collega's heeft Broeze nooit de erkenning gekregen die hem toekwam. Natuurlijk, er was de tentoonstelling in het Rijksmuseum Twenthe in 1976, maar de kunstwereld heeft nooit echt raad geweten met het fenomeen van de schilderende boer uit Elsenerbroek, in de buurtschap zelf bekend als Koorjans-Jan.
Na zijn dood in 1983 in het verpleegtehuis in Delden, is het langzaam stil geworden rond Jan Broeze. Een in 1993 opgerichte stichting beheert nu de nalatenschap die tot dat jaar in het atelier op de boerderij stond weg te rotten. Een overzichtstentoonstelling in het Rijksmuseum Twenthe ter gelegenheid van zijn honderdste geboortejaar bleek niet mogelijk, maar staat nog altijd op het verlanglijstje, desnoods op een andere plek. Ook de uitgave van een boek, waarvoor inmiddels een commissie is opgericht, is een van de doelstellingen.
`Oons Jan was 'n vrömd'n, maar schilder'n, dat kon'ne', zegt Johan Broeze. Zijn twee dochters vormen thans het hart en de ziel van de stichting die zich voor het werk van Broeze beijvert. Zonder een rooie cent op zak, want verkopen doen ze het werk niet. `We willen dat het bij elkaar blijft.' In de kelders van Eungs Schöppe in Markelo staat het bij elkaar. Stille getuigen van een soms weerbarstig, moeilijk toegankelijk kunstenaar die zich verre hield van de hectiek van het kunstenaarswereldje. `Ik weet nog dat hij tachtig werd. Had Holtrop alle kranten gebeld om ze op te porren voor een interview en konden wij de hele dag de telefoon opnemen om te zeggen dat hij er niet was. Terwijl meneer gewoon in de keuken zat. Dat was noe typisch Jan.'
Deze pagina sluiten
|
|