Collage van zijn werk

Werkblad bij de tentoonstelling rond de tekeningen van Jan Broeze

(bestemd voor leerlingen bovenbouw basisschool)


 

Het atelier van de kunstschilder

   
     

Materiaal en gereedschap

Het grootste voorwerp dat je hier ziet, heet een schildersezel. Hierop kun je het schilderij zetten. Je kunt er zittend en staand aan werken. Verder zie je in de vitrine penselen en kwasten en verschillende kleuren olieverf in tubes. Een plankje waarop de schilder verf mengt, heet een palet.


Opdracht.

1. Wijs maar aan in de vitrine:

  • een rietpen;

  • een potje inkt;

  • houtskool;

  • kleurkrijt;

  • een paletmes;

  • een palet (waar is een palet voor?);

  • een zelfgemaakt penseel van varkenshaar;

  • vernis (waar wordt dat voor gebruikt?);

  • tubes verf (kun je nog een merk lezen op enkele tubes?).

 

Jan Broeze aan het werk
 
Tubes verf

 

 
     

Op deze tentoonstelling zie je vooral tekeningen van Jan Broeze.
Hij tekende graag zoals veel schilders.

 
   

Je mag nu samen met iemand anders de opdrachten uitvoeren.
De groep kan gesplitst worden. De ene helft begint voorin de zaal, de andere helft gaat achterin beginnen.

Terug naar boven


Verschil in onderwerp, materiaal en stijl.

   
     

Eerst lezen.

Op deze tentoonstelling hangen verschillende onderwerpen zoals portretten, landschappen en dorpsgezichten.
Ook merk je dat Jan Broeze verschillende materialen heeft gebruikt. Je ziet bijvoorbeeld tekeningen gemaakt met potlood, inkt, houtskool of krijt.
Maar er is ook een groot verschil in de manier van tekenen. Met een moeilijk woord noemen we dat "verschil in stijl".

     

Opdracht.
Bekijk eerst alle kunstwerken.

 
     

2. Bespreek samen.
Wijs eens enkele tekeningen aan die in een "net echte" stijl gemaakt zijn.

 
   

3. Bespreek samen.
Wijs eens een tekening aan dat helemaal niet "net echt" lijkt.

Terug naar boven


Portretten.

   
   

Veel mensen denken dat alleen kunstenaars uit vroeger tijden portretten kunnen maken die goed lijken. Dat is niet waar.

 
   

Opdracht.
Bekijk eerst alle portretten.

 
   

4. Schrijf eens op.
Welk portret vind je mooi?
Waarom?

 
   

5. Bespreek samen.
Met welk materiaal tekende Jan het meest zijn portretten?

 
   
   

6. Bespreek samen.
Het schetsje naast het schilderij heeft hij gemaakt om zich later te herinneren wat hij heeft gezien.
Wat herken je in het schilderij van de schets?

Terug naar boven

 

Landschappen en dorpsgezichten.

   
   

Eerst lezen.
Jan Broeze heeft veel Twentse landschappen gemaakt.
Maar hij heeft ook wel dorpsgezichten getekend.

 
   

Opdracht.
Bekijk eerst alle landschappen en dorpsgezichten.

 
   

7. Kies nu een Twents landschap uit.

 
   

Schrijf eens op.
Waaraan kun je zien dat het in Twente getekend is?

 
   


8. Zoek nu een landschap uit waarop een boer of boerin op staat. Wat doet hij of zij?
Schrijf eens op:

 
   

Bedankt en tot ziens!

Terug naar boven